“Ohhhh, het lukt nog niet”, hoor ik mijn 3-jarige dochter in 2021 zuchten. En ze duwt haar nieuwe veterschoenen boos opzij.
Ik gloei van trots.
Waar ik zojuist getuige van was, was niets minder dan een mijlpaal!
Dat ene woordje doet het ‘m.
“Nog”.
Van kleins af aan blijkt ze een grote behoefte te hebben aan experimenteren en autonomie. En ook heeft ze een flinke dosis wilskracht en doet graag de dingen in één keer zoals ze het in haar koppie heeft. Stuk voor stuk mooie talenten van een mooi meisje.
Maar ze kwam er natuurlijk al gauw achter dat niet alles gaat zoals je dat wilt. Ze schreeuwde dan “Ik kan het niet! Het lukt niet!”. En dan gaf ze op. Eerst boos. Daarna verdrietig. En twijfelend aan zichzelf. In ons huis waren vliegend speelgoed, knallende deuren en lange emotionele huilbuien aan de orde van de dag.
Die intense perioden hadden niet alleen flink wat impact op haar, maar ook op ons. Soms raakten ook wij gefrustreerd (doe ik het wel goed als ouder?) of ongeduldig. Begonnen we te mopperen of namen we even afstand van de situatie (en dus van haar), terwijl zij juist schreeuwde om verbinding en veiligheid.
De oplossing?
Taal!
We namen onze manier van communiceren onder de loep. En ook onze eigen overtuigingen over wat zogenaamd goed is en wat niet. Hoe het ‘hoort’. Over hoe wijzelf en de wereld zogenaamd in elkaar zitten. We werden ons erg bewust van onze ideeën en overtuigingen, van onze woorden, uitspraken en zelfs manieren van complimenteren… We schrapten zoveel mogelijk dat wat niet-helpend was. En we bouwden aan groeitaal.
Wat voorbeelden:
- Ik kan het niet werd Ik kan het nog niet.
- En later: Het lukt nu even niet.
- Van proberen kan je leren.
- Ja, je kan het! werd Ja, het is gelukt!
- Wat goed van je! probeerden we zoveel mogelijk te vervangen door Wat fijn!!
- Het woord fout schrapten we uit ons vocabulair
- Het woord moeten ook. De zin ‘zo moet je dat doen’ veranderden we in ‘hoe zou je het kunnen doen?’ of ‘zou je het misschien zus of zo kunnen doen?’
- Complimenten op het resultaat werden complimenten op het proces. Juist als de dingen niet meteen ‘goed’ gingen. Bijvoorbeeld: “Wat ben je lekker aan het knutselen.
- Als ze vastliep, hielpen we haar met wat opties
- Fout bestaat niet.
Wat gebeurde er na een tijdje? Ze begon ineens plezier te krijgen in het oplossen van problemen. Ze voelde zich uitgedaagd. Ze voelde de vrijheid en veiligheid om zelf te ervaren. En… ze begon ons te verbeteren als ze ons betrapte op beperkende uitspraken. Prachtig!
Je zou kunnen zeggen dat taal en overtuigingen elkaar beïnvloeden. Door groeitaal te gebruiken leer je met een open mind naar jezelf en anderen te kijken. En juist door die groei mindset wordt het vanzelf weer makkelijker om groeitaal te gebruiken én verbindend te communiceren met anderen.
De idee van ‘zo is die ander nu eenmaal’ wordt dan een lachertje.
Dit is voor mij het wonder van ouderschap: leren van en met je kinderen. Samen als mens in balans komen, om vervolgens beperkende overtuigingen over jezelf en de wereld te kunnen ombuigen.
Een klein meisje van 3 heeft de moed en de kracht om zichzelf en de wereld met andere ogen te bekijken, met een open mind en met een groeiend besef dat er zoveel meer mogelijk is als je je beperkende gedachten maar durft los te laten en je met kleine stapjes gaat experimenteren.
Daar kunnen we allemaal wat van leren nu onze overtuigingen en woorden zo doorspekt zijn van polarisatie.
Ik daag je uit: durf jij de challenge aan om eens een weeklang je eigen gedachten en woorden onder de loep te nemen? En daar spelenderwijs wat mee te doen.
Er is niet veel voor nodig.
Begin met slechts één woord.
NOG